Imaam Muqbil bin Haadee Al-Waadi’ee

Ik (Muqbil) ben afkomstig uit Waadi’ah, dat is een plek ten oosten van de stad Sa’adah van de vallei van Dammaaj. Mijn naam is Muqbil bin Haadee bin Muqbil bin Qaa’idah al-Hamdaanee al-Waadi’ee al-Khallaalee, van de stam van Aali Raashid. [1]

Alle lof is aan Allaah, de meeste mensen van Waadi'ah, die de buren zijn van Sa'adah, verdedigen mij en de Da'wah. Sommige van hen wensen de Religie te verdedigen terwijl anderen verdedigen uit toewijding aan hun stam. Als het niet Allaah als eerste was, en vervolgens zij, dan zouden de vijanden van de Da'wah, vooral de Shee'ah van Sa'adah, geen tekens of sporen van ons hebben achtergelaten. Ik zal sommige voorbeelden noemen van hen, waarvan ik Allaah vraag hen te belonen, wat gebeurde toen ik strenge tegenstand ontving in de Haadee Moskee omdat ik mensen wegkeerde van de (Shi'eiten) Da'wah daar. Dus sommige mannen van Waadi'ah stonden mij bij tot het punt dat Allaah mij redde door middel van hen. De Shi'ieten hoopten tegen mij te beslissen. Dit was in de tijd van Ibraaheem Al-Hamdee. En slechte mensen van de Communisten en Shi'ieten hieven hun hoofden op en zetten mij voor een periode van 11 dagen gevangen gedurende Ramadaan. Ongeveer vijftig van de jongeren van Waad'iah kwamen mij bezoeken in de gevangenis gedurende de nachten, terwijl 150 anderen ook naar de gevangenis huisbewaarders gingen tijdens deze nachten, totdat de huisbewaarders het zat waren en mij vrij lieten uit de gevangenis, en alle lof is aan Allaah.

Een ander voorbeeld is dat de vijanden van de Da'wah soms naar Dammaaj kwamen met hun wapens, dus de mensen van Dammaaj jaagden hen weg en zij werden gedwongen te vertrekken in vernedering. Een ander voorbeeld is gedurende onze reizen. Als ik zei 'We wensen te reizen', zouden ze met elkaar wedijveren, moge Allaah hen behouden, om te bepalen wie mij zou vergezellen en beschermen. Dus soms gingen we op reis met zo'n 15 auto's! Gedurende deze dagen, was de Da'wah aan het groeien op een buitengewone manier, en alle Lof is aan Allaah, ik was ouder geworden. Misschien had ik toen de leeftijd van ongeveer 62 jaar bereikt. Dus het waren de rampen en adviezen van degenen die de Da'wah liefhebben die mij aanzetten om vriendelijk te zijn en niet bezig te blijven met de vijanden, die niks hebben dan beledigingen en scheldwoorden. En ook, doordat ik les gaf, schreef en Da'wah deed, was ik niet in staat om tijd te vinden om mij bezig te houden met die vijanden. Dus laat hen zeggen wat zij willen zeggen want mijn zonden zijn veel, en misschien dat omwille van hun laster, mijn zonden zullen worden verlicht en op hun schouders vallen.

Mijn studies en leraren:


Ik studeerde op school totdat ik het onderwijsprogramma had afgemaakt. Toen ging er een lange tijd over, zonder dat ik kennis zocht omdat er niemand was die mij aanmoedigde of hielp in het zoeken van kennis. En ik was gewend om het zoeken van kennis lief te hebben. Dus ik zocht kennis bij de Al-Haadee Moskee maar ik werd hierbij niet geholpen. Na wat tijd, verliet ik mijn thuisland (Yemen) en ging naar het Heilige Land (Makkah/Madeenah) en Najd. Ik luisterde naar de sprekers en was gefascineerd door hun lezingen. Dus ik zocht het advies van sommige sprekers over welke nuttige boeken ik moet kopen. Ze adviseerden mij Saheeh Al-Bukhaaree, Buloogh al-Maraam, Riyaadh as-Saaliheen, en Fath-ul-Majeed, de uitleg van Kitaab at-Tawheed. En ze gaven mij kopieën van de tekstboeken van de Tawheed cursussen. In die tijd, werkte ik als beveiligingsmedewerker in een gebouw in Makkah, en ik klampte mij stevig vast aan deze boeken, en de stof bleef in mijn hoofd, want hetgeen dat de mensen in mijn land deden was tegenovergesteld aan wat in deze boeken stond, vooral Fath-ul-Majeed. Nadat wat tijd was verstreken, keerde ik terug naar mij land en begon alles te bekritiseren dat tegengesteld was aan deze boeken, zoals het offeren aan anderen dan Allaah, het bouwen van heiligdommen over de graven, en het aanroepen van de doden. Dus nieuws hierover bereikte de Shi'ieten, en zij begonnen dit te censureren. Een van hen zou zeggen (de hadeeth): ''Wie zijn religie verandert, dood hem dan.' Een ander stuurde een brief naar mijn verwanten zeggende: 'Als jullie hem niet tegenhouden, zullen we hem gevangen zetten!'. Maar daarna, gingen ze akkoord om mij de Haadee Moskee binnen te laten om met hen te studeren, zodat ze (misschien) de misvattingen die vastgeklampt waren aan mijn hart konden verwijderen.

Dus daarna, werd ik toegelaten om met hen te studeren in de Haadee Moskee. Het hoofd van het onderwijs daar was de rechter Mutahhir Hanash. Ik studeerde het boek Al-‘Aqd-uth-Thameen en ath-Thalaatheen Mas’alah, met de uitleg ervan door Haabis. Van de leraren die mij daar les gaven was Muhammad bin Hasan al-Mutamayyiz. Een keer waren we het onderwerp aan het bespreken over het zien van Allaah in het Hiernamaals, dus begon hij de spot te drijven met Ibn Khuzaimah en hem belachelijk te maken en andere Imaams van Ahlus-Sunnah, maar ik verborg mijn geloofsleer. Ondanks dit, was ik te zwak om mijn rechter hand over mijn linkerhand te plaatsen gedurende het gebed, en ik bad met mijn handen langs mijn lichaam. We studeerden de tekst van al-Azhaar tot het gedeelte over trouwen. Ik studeerde ook een uitleg van de Wetten van Erfenis van een groot boek dat boven het gemiddelde niveau was, maar ik verkreeg er geen nut van. Dus ik zag dat de toegewezen boeken niet nuttig waren, behalve die van Grammatice, want ik studeerde de boeken van Aajroomiyyah en Qatar an-Nadaa met hen. Toen vroeg ik de rechter, Qaasim bin Yahyaa ash-Shuwayl, om mij Buloogh al-Maraam te onderwijzen. Dus we begonnen hiermee, maar toen werden we afgewezen, dus we lieten het. Dus toen ik zag dat de toegewezen boeken van Shiitische en Mu’tazlite aard waren, ging ik akkoord om alleen van de Grammatica boeken te nemen. Dus ik studeerde Qatar an-Nadaa enkele keren onder Isma’eel al-Hatbah, moge Allaah hem genadig zijn, in de moskee waar ik in leefde en waar hij in bad. En hij gaf ons veel aandacht. Een keer, kwam Muhammad bin Hooriyyah naar de moskee en ik adviseerde hem astrologie (tanjeem) te verlaten. Dus hij adviseerde de mensen daar om mij uit het studieprogramma te gooien, maar zij bemiddelden voor mij en hij bleef stil.

Sommige Shi'ieten liepen langs mij terwijl ik Qatar an-Nadaa bestuurde en zeiden woorden met de betekenis dat onderwijs geen effect(nut) op mij zal hebben. Maar ik bleef stil en haalde nut uit de boeken van Grammatica. Ik deed dit totdat de revolutie startte in Yemen, toen verlieten we ons land en vestigden ons in Najraan. Daar studeerde ik met Abul-Husayn Majd-ud-Deen al-Mu’eed en ik verkreeg profijt van hem, specifiek in de Arabische Taal. Ik bleef in Najraan voor 2 jaar. Toen ik zeker wist dat de oorlog tussen de Republikeinse Partij en de Partij van de Koning (in Yemen) alleen omwille van wereldse reden was, was ik vastbesloten om te reizen naar het Heilige land(Makkah/Madeenah) en naar Najd. Ik leefde in Najd voor anderhalve maand in een school voor memorisatie van de Qur'aan, die gerund werd door Shaikh Muhammad bin Sinaan Al-Hadaa’ee. Hij was zeer gastvrij voor mij omdat hij zag dat ik profijt had van de kennis. En hij adviseerde mij te blijven voor een tijd totdat hij me kon sturen naar de Islamitische Universiteit (van Madeenah). Maar de situatie in Riyaadh veranderde voor mij en ik besloot om naar Makkah te reizen. Ik was gewend om te werken als ik werk kon vinden, en om kennis te zoeken gedurende de nacht, de lessen volgend van Shaikh Yahyaa bin ‘Uthmaan al-Paakistaanee over Tafseer Ibn Katheer, Saheeh Al-Bukhaaree en Saheeh Muslim. Ik ging over verscheidene boeken en daar ontmoette ik twee geleerden van Yemen: De eerste: De rechter, Yahyaa al-Ashwal. Ik studeerde Subul-us-Salaam van as-San’aanee met hem en hij leerde mij elke onderwerp waar ik hem naar vroeg. De tweede: Shaikh ‘Abdur-Razzaaq ash-Shaahidhee al-Muhwaytee. Hij leerde mij ook alles waarover ik hem vroeg.


Toen opende het onderwijs instituut in Makkah en ik maakte het toelatingsexamen met een groep studenten, en ik slaagde, en alle lof is aan Allaah. De meeste voorname van onze leraren daar was Shaikh ‘Abdul-‘Azeez as-Subayyal. Ik studeerde, samen met een groep studenten van het instituut, ook bij Shaikh ‘Abdullaah bin Muhammad bin Humayd, moge Allaah hem genadig zijn, het boek at-Tuhfah as-Saniyyah na ‘Ishaa in de Haram. Hij, moge Allaah hem genadig zijn, bracht vele punten van profijt van Ibn 'Aqeel en andere uitleggen van geleerden. De lessen waren boven het niveau van mijn collega's, dus zij begonnen de lessen te laten totdat hij ermee stopte. Ik studeerde ook met een groep studenten bij Shaikh Muhammad as-Subayyal moge Allaah hem behouden, het onderwerp was de Wetten van Erfenis. Na het blijven van een periode in het instituut, ging ik naar mijn familie in Najraan. Toen nam ik ze mee om met mij te leven in Makkah. We verbleven daar samen gedurende de periode dat ik studeerde in het instituut en de Haram zelf, wat zes jaar duurde. De zegeningen van het studeren in de masaajid is bekend. Vraag niet over de vriendschappelijke omgeving en ontspanning die we voelden terwijl we in de masaajid verbleven. De Profeet (sallAllaahu ‘alayhi wa sallam) zei waarlijk de waarheid toen hij zei: "Een groep mensen verzameld zich niet in een van de Huizen van Allaah, het boek van Allaah reciterend en bestuderend, behalve dat kalmte over hen neerdaalt, de engelen hen omringen, genade hen overspoelt, en Allaah noemt hen bij degene die bij Hem zijn." Dus ik bracht de dag door met het studeren in het instituut, en alle lessen ondersteunden mijn Geloofsleer en Religie. Dan na 'Asr tot na het 'Ishaa gebed, ging ik naar de Haram en dronk van het Zamzam water, waarover de Profeet (sallAllaahu ‘alayhi wa sallam) zei. ''Waarlijk, het is een drank die verzadigt en een genezing voor ziekten ''

En we luisteren naar de sprekers die naar Makkah kwamen van de verschillende landen om Hajj of 'Umrah te verrichten. Van de leraren van wie wij leerden in Haram tussen Maghrib en ' Ishaa was Shaikh ‘Abdul-‘Azeez bin Raashid an-Najdee, schrijver van het boek “Tayseer-ul-Wahyain fil-Iqtisaar ‘alal-Qur’aani was-Saheehain”, waarin hij fouten heeft waarover wij het niet met hem eens zijn. Hij, moge Allaah hem genadig zijn, was gewend om te zeggen: ''De authentieke ahaadeeth die niet gevonden worden in de twee Saheeh verzamelingen zijn te tellen op(met) de vingers.'' Deze uitspraak van hem bleef geplakt aan mijn verstand omdat ik er bezwaren tegen had. Dat was totdat ik besloot het boek “As-Saheeh-ul-Musnad mimmaa laysa fis-Saheehain” te schrijven waarna ik nog zekerder werd over de valsheid van zijn uitspraak, moge Allaah hem genadig zijn. Niettemin, hij was een man van Tawheed, die sterke kennis had in de wetenschap van Hadeeth en hij was in staat om het authentieke van de zwakke en het gebrekkige van het zuivere te onderscheiden met betrekking tot hadeeth. Wat mij van hem verbaasde was dat hij de mensen opriep weg te blijven van taqleed(blind volgen), totdat hij een verhandeling schreef genaamd “At-Tawaagheet-ul-Muqanna’”. Dus de regering, en sommige van de grote geleerden, dachten dat hij hen ermee bedoelde. Dus het comité van grote geleerden kwam samen om met hem te debatteren. Ze zeiden: ''Bedoelde jij ons en de regering met je boek?'' Dus hij antwoordde: ''Als je voelt dat je de eigenschappen hebt die ik in het boek heb genoemd, dan val je eronder.'' Daarna, was het boek verboden in het Koninkrijk, ik was hierover geïnformeerd.

Een nacht, werd hij gevraagd om een les te geven, maar het was alsof het alleen was om hem te testen. Dus hij begon zijn les met de uitspraak van Allaah: ''Volgt dan hetgeen aan jullie is neergezonden van jullie Heer en volgt buiten Hem geen leiders. Weinig is het dat jullie je laten vermanen.''(soerah 7: vers 3).


Hij liet dat opvolgen met talrijke ayaat die het verbod bewijzen van taqleed(blind volgen). Na dit, werd hij ingeperkt van het lesgeven in de Haram, en we vragen Allaah om hulp. En van de leraren in de Grote Moskee(Haram) van Makkah van wie ik veel nut verkreeg was Shaikh Muhammad bin ‘Abdillaah as-Sumaalee, want ik volgde zijn lessen voor zo'n zeven of meer maanden. En hij was een ayah(teken) in termen van kennis van de overleveraars die de twee Shaikhs (Al-Bukhaaree en Muslim) gebruikten. Ik verkreeg veel profijt van hem in de Wetenschap van Hadeeth. Alle lof is aan Allah, sinds ik begon met het zoeken van kennis, hield ik van niks behalve de kennis van het Boek en de Sunnaah. Nadat ik het middelbare en secundaire niveau van het onderwijsinstituut in Makkah had afgerond, en na het afmaken van al mijn religieuze lessen. Ging ik naar Madeenah om naar de Islamitische Universiteit daar te gaan. De meeste van ons werden overgebracht naar de Faculteit van Da'wah en Usool-ud-Deen. De meeste voorname van degenen die ons daar onderwezen waren: Shaikh as-Sayyid Muhammad al-Hakeem en Shaikh Mahmood ‘Abdul-Wahhaab Faa’id, allebei afkomstig uit Egypte. Toen de vakantie periode er aan kwam, was ik bang dat tijd verloren zou gaan, dus ik trad toe bij de Faculteit van Sharee'ah, vanwege twee redenen, de eerste was het opdoen van kennis: Dit was omdat sommige van de lessen daar opeenvolgend waren en andere waren gecombineerd. Dus het was als een herhaling van wat we hadden gestudeerd in de Faculteit van Da'wah. Ik maakte allebei de Faculteit cursussen af, en alle lof is aan Allaah, en ik kreeg twee graden. Echter, alle lof is aan Allaah, ik geef geen achting aan diploma's; wat erkenning verdient in mijn opinie is kennis.

In hetzelfde jaar dat ik de twee College cursussen afmaakte, opende een studieprogramma voor gevorderden aan de Islamitische Universiteit, dat zij het Master programma noemden. Dus ik ging naar het toelatingsexamen en slaagde, en alle lof is aan Allaah. De gevorderde studie cursussen gingen over de Wetenschap van Hadeeth. Alle lof is aan Allaah, ik studeerde het onderwerp waar ik het meest van hield. De meeste prominente die ons daar onderwezen waren Shaikh Muhammad al-Ameen al-Misree, moge Allaah hem genadig zijn, Shaikh As-Sayyid Muhammad al-Hakeem al-Misree, en gedurende de laatste periode van de studie, Shaikh Hammaad bin Muhammad al-Ansa.aree. Gedurende sommige nachten, was ik aanwezig bij de lessen van Shaikh ‘Abdul-‘Azeez bin Baaz in de Moskee van de Profeet (in Madeenah) met als onderwerp Saheeh Muslim. Ik was ook aanwezig bij de bijeenkomsten van Shaikh Al-Albaanee, die alleen waren voor de studenten van kennis, om van hem te leren. Terwijl ik in Makkah was, gaf ik sommige studenten van kennis les uit de boeken Qatar-un-Nadaa en at-Tuhfah as-Saniyyah. En terwijl ik in Madeenah was, onderwees ik sommige van mijn broeders at-Tuhfah as-Saniyyah in de Moskee van de Profeet. Toen beloofde ik mijn Moslim broeders dat ik lessen zal geven over de Jaami’ (Sunan) van at-Tirmidhee, Qatar-un-Nadaa en Al-Baa’ith-ul-Hatheeth voor hen in mijn huis na ‘Asr.

Dus een grote golf van Da'wah verspreidde zich vanuit Madeenah, die de wereld vulde in een periode van 6 jaar. Het waren sommige vrome mensen die de taak op zich namen om het te financieren, terwijl Muqbil bin Haadee en zijn moslim broeders degenen waren die de taak op zich namen om hun broederlijke kameraden te onderwijzen. Wat betreft het reizen met als doel het oproepen naar Allaah in alle gebieden van het Koninkrijk, dit was iets dat door iedereen werd gedeeld- de student van kennis zodat hij kennis kan opdoen en anderen van nut kan zijn, en de gewone man zodat hij kan leren. Dit was op een manier dat veel van de 'gewone' mensen profijt verkregen en groeiden naar liefde voor de (Salafi) Da'wah. Een van onze Moslim broeders van de studenten van kennis was een Imam in een masjid in Riyadh. Een keer bekritiseerden sommige mensen van kennis hem voor het gebruik van een Sutrah. Dus hij zei: ''Wij zijn niet in staat dit voor jullie te doen, maar bij Allaah, niemand anders dan een 'gewone' persoon zal opstaan om jullie de ahaadeeth over de de Sutrah te leren.'' Dus hij riep een broeder van de ‘algemene’ mensen die liefde had voor de Da'wah en de ahaadeeth over de Sutrah had gememoriseerd van “Al-Lu’lu wal-Marjaan feemataffaqa ‘alayhi ash-Shaikhaan.” Dus hij stond op en vertelde de ahaadeeth, en hierna schaamden de opponenten zich en bleven stil.

Na dit, kwamen de blindvolgers en de geleerden van het kwade in beweging, en de reden voor dit in beroering raken van de blindvolgers(muqallideen), die door mensen als geleerden werden beschouwt, was omdat elke keer als zij een jonge student van kennis vonden van onze studenten en zij gebruikten een hadeeth als bewijs, dan zei de student tegen hen: "Wie heeft de hadeeth overgeleverd?" En dit was iets wat zij niet gewend waren. En dan zei hij tegen hen: ''Wat is de status(graad) van de hadeeth?'' Dit was iets wat zij ook niet gewend waren. Dus zij brachten hen in verlegenheid voor de mensen. En soms zei de student tegen hen: ''Dit is een zwakke hadeeth. Zo en zo zit in de keten van overleveraars en zo en zo verklaarde hem zwak.'' Dus na het horen hiervan, was het alsof de aarde vernauwd raakte voor deze blindvolgers. En zij gingen rond en verspreiden leugens over dat de studenten Khawaarij zijn, terwijl de broeders niet van de Khawaarij waren die het toegestaan maken om het bloed van een Moslim te vergieten en die een Moslim als ongelovige zien omwille van (het plegen van) zonden.


Niettemin, er gebeurden wat fouten van sommigen van de nieuwe broeders, en dit is omdat de beginneling vrijwel altijd overweldigd is door bovenmatige ijver. In die tijd, ik was me aan het voorbereiden voor mijn Master verhandeling, toen opeens op een nacht, voordat ik wist wat er gebeurde, ze mij arresteerden en zo'n 150 anderen. Sommigen waren in staat om te vluchten, maar de aarde beefde tussen degenen die het eens waren met onze arrestatie en degenen die het oneens waren. Wij bleven in de gevangenis voor een maand of anderhalve maand. Hierna werden we vrijgelaten, alle lof is aan Allah. Kort hierna, kwamen de verhandelingen van Juhaymaan uit en een groep van ons werd opnieuw gearresteerd. [1] Gedurende de ondervraging vroegen ze mij: ''Ben jij degene die dit geschreven heeft?'' Wat, Juhaymaan kan niet schrijven? Dus ik ontkende dit, en Allah weet dat ik het niet heb geschreven en er niet aan heb meegeholpen. Maar na het 3 maanden verblijven in de gevangenis, werd er een bevel gegeven om de buitenlanders te deporteren.

Toen ik in Yemen arriveerde, ging ik terug naar mijn dorp en bleef daar voor een periode terwijl ik de kinderen Qur'aan leerde. Voordat ik het wist, leek het alsof de hele wereld in volledige oorlog was tegen mij. Het was alsof ik gekomen was om het land te vernietigen, de religie, en het leiderschap. In die tijd, kende ik geen leider of stammenleider. Dus ik zei: ''Allaah is Voldoende voor mij, en de beste Beschermer.'' Als de situatie te nauw werd voor me, ging ik naar San'aa of naar Haashid of naar Dhimmaar, en ook naar Ta’iz, Ibb en Hudaydah om Da'wah te geven en de Moslim broeders daar te bezoeken. Na enkele dagen, verzonden enkele mannen van goede daden, mij mijn bibliotheek uit Madeenah. Ze stuurden de boeken naar Sa'adah waar de chef van de Verzendingen daar kwaadwillig tegen de Sunnah was. Sommige van mijn metgezellen gingen om de boeken op te vragen bij hem, dus hij zei: 'Kom terug na Dhuhr, als Allaah het wil.' Maar hij keerde niet terug na Dhuhr. In plaats daarvan, kwamen sommige Shi'ieten in actie en verzochten de huisbewaarders om de boeken in beslag te nemen omdat het Wahhaabbi boeken waren!

Vraag niet over de financiele kosten, ontberingen en onrechtvaardigheid die mij overkwam als gevolg van het proberen terugkrijgen van mijn boeken! Veel van de broeders van de inwoners van mijn land deden grote moeite om daarvoor te zorgen, inclusief Shaikh ‘Abdullaah bin Husayn al-Ahmar, Shaikh Hazaa’ Dab’aan, de huisbewaarders van het Begeleiding en Advies Centrum, zoals de rechter Yahyaa al-Fasayyal, moge Allaah hem genadig zijn, en broeder ‘Aa’id bin ‘Alee Mismaar. Na veel moeilijkheden, stuurden de mensen van Sa'adah een telegram naar de President ‘Alee bin ‘Abdillaah bin Saalih, dus hij wees de zaak toe aan de rechter, ‘Alee as-Samaan. De rechter stuurde mij een brief en beloofde mij de bibliotheek over te handigen. En hij zei: 'De mensen van Sa'adah zijn heel streng. Ze noemen de geleerden van San'aa ongelovigen.' Dus ik ging naar San'aa om mijn boeken te krijgen, en Allaah bepaalde dat mijn boeken arriveerden terwijl de rechter ‘Alee Samaan uit het land was voor een missie. Dus toen sommige broeders gingen om er naar te vragen, zei het hoofd van het Ministerie van Kapitaal tegen hen: ''Deze boeken moeten geïnspecteerd worden.'' Dus sommige van onze Moslim broeders in het Centrum voor Begeleiding en Advies kwamen in actie en gingen de boeken opvragen. Dus ze zeiden: ''Deze boeken vallen onder onze jurisdictie. We moeten ze onderzoeken, dus wat correct is, zullen we aan al-Waadi'ee geven. En wat tegen de Religie is, zullen we hier houden.'' Dus door dit te doen ontdekten zij dat de boeken in feite puur religieus waren en ze gaven ze aan mij zonder ze te inspecteren, dus moge Allaah hen belonen. Ik bracht de boeken mijn land binnen, alle lof is aan Allaah. En mijn verwanten, moge Allaah hen belonen, bouwden een kleine bibliotheek en een kleine masjid. En ze zeiden: ''We zullen Jumu'ah hier bidden om ontberingen en problemen te vermijden.'' Soms baden we er met slechts 6 aanwezigen.

Een keer vroeg Haadee al-Hasheeshi naar mij, dus ik ging naar Shaikh Qaa’id Majlee, moge Allaah hem genadig zijn, die hem toen belde en zei: ''Wat moet je hebben van al-Waadi'ee?'' Hij zei: '''Niks, behalve dat ik hem wil kennen.'' Dus hij zei: ''We zullen hem zoeken in zijn instituut.'' In een ander geval, vroeg een andere leider naar mij en dus ging Husayn bin Qaa’id Majlee met mij mee om hem te zien. Hij (Majlee) begon te spreken(bekritiseren) over de Shee'ah en uit te leggen dat wij uitnodigen naar de Qur'aan en de Sunnah en dat de Shee'ah ons daarom haten, want zij zijn bang dat de waarheid over hen zal uitkomen. Dus deze leider zei: ''Voorwaar, de Shi'ieten hebben de geschiedenis van Yemen te schande gemaakt. Zo lang als dat jullie Da'wah is zoals jullie het zeggen, roep er dan naar op en wij zijn met jullie.'' Hierna bracht ik wat tijd door in mijn bibliotheek. Slechts een paar dagen later kwamen sommige Egyptische broeders en we begonnen lessen over de boeken van Hadeeth en de Arabische Taal. Na dit, bleven de studenten komen uit Egypte, Koeweit, het Heilige Land(Makkah en Madeenah), Nadj, ‘Aden, Hadramaut, Algerije, Libie, Somalie, Belgie, en andere Moslim en niet-Moslim landen. Het aantal studenten heeft nu een aantal bereikt van tussen de 600 en 700 studenten, waaronder 170 gezinnen zijn. En Allaah is degene die hen voorziet met voorziening. En dit allemaal is niet vanwege onze macht of kracht, nog vanwege onze hoeveelheid kennis, of vanwege onze moed of welbespraaktheid in spraak. Echter, dit is iets dat Allaah heeft gewild. Dus Hij is Degene, alle lof is aan Allaah, die ons deze zegening heeft geschonken. [Einde vertaling van Shaikh Muqbil’s Autobiografie]


Zijn Dood:

Shaikh Muqbil bin Haadee Al-Waadi’ee overleed op de 2e van Jumaadal-Oolaa, 1422H (7/21/2001) wegens een leverziekte waar hij al een lange tijd aan leed. En waarvoor hij heeft gereisd naar Amerika, Duitsland en Saudi-Arabie gedurende het laatste gedeelte van zijn leven om er voor behandelt te worden. Hij was ongeveer 70 jaar oud toen hij overleed in Jeddah. Zijn begrafenisgebed werd in Makkah gehouden en hij is begraven in Al-‘Adl Begraafplaats, dichtbij de graven van Shaikh Bin Baaz, en Shaikh Ibn Al- 'Uthaimeen, moge Allaah hen allen genadig zijn.

De Prijzingen van Geleerden voor hem:


Shaikh Muhammad bin Saalih Al-‘Uthaimeen zei: '''Vertel hem dat ik hem als een mujaddid beschouw''

Shaikh Al-Albaanee zei: Daarvoor, het beledigen en het verkleinen van deze 2 Shaychayn (Shaykh Rabee ibn Haadee en Shaych Moqbil Ibn Haadee) die oproepen naar het Boek en de Soennah en hetgeen waar de Vrome Voorgangers op waren en die oorlog voeren tegen degenen die de correcte methodologie tegengaan. Zoals duidelijk te zien is voor iedereen, komt slechts van twee soorten personen: Of het komt van iemand die onwetend(djaahil) is of van iemand die zijn begeerten volgt(Saahiboe al Hawaa).. Daarvoor degene die deze 2 Shaychayn bekritiseerd is of een ontwetend persoon die onderwezen moet worden. Maar als het een persoon van begeerten is, dan zoeken we toevlucht bij Allah tegen het kwaad van deze persoon. We vragen Allaah om hem te leiden of om zijn rug te breken.” [De Audio series Silsilah al-Hudaa wan-Noor: 1/851]

Shaikh Yahyaa al-Hajooree overlevert dat Shaikh Rabee’ Al-Madkhalee over hem zei: ''Hij is de mujaddid in Yemen'' en dat hij zei: ''er kan niemand gevonden vanaf de tijd van ‘Abdur-Razaaq as-San’aanee tot aan nu die de Da'wah zo heeft gevestigd en doen herleven als Al-Waadi'ee.'' [4]

Voetnoten:


[1] Voetnoot vertaler: In haar biografische verslag van haar vader, zei Umm ‘Abdillaah Al-Waadi’iyyah: Zijn vader overleed terwijl hij jong was en hij kende hem niet. Dus hij groeide op als wees en onder de hoede van zijn moeder voor een periode. Ze vroeg hem te om te werken en om te kijken naar zijn gemeenschap zodat hij als hen kon worden. Maar hij keerde zich weg van dit en zei: 'Ik zal gaan om te studeren.' Dus zei zij: 'Moge Allaah jou leiden'. Ze deed voor hem smeekbeden om geleid te worden zoals sommige vrouwen van die tijd mij hebben verteld. Misschien viel haar smeekbede samen met de tijd waarin smeekbeden worden verhoort, want hij werd een van degenen die geleid zijn en andere leidde.” [Nubdhah Mukhtasarah: blz. 18]
[2] Voetnoot vertaler: Dit verwijst naar Juhaymaan bin Muhammad al-‘Utaybee, een dwalende van Saudi-Arabie die de Grote Moskee van Makkah overnam met honderden volgelingen in 1979, en deze voor enkele dagen bezette. Waarna de grote geleerden het toestonden om geweld te gebruiken in het heilige gebied van de Ka'bah om de Moskee te herwinnen.
De Nationale Garde van Saudie onderwierp ze na ongeveer twee weken nadat veel bloed was vergoten en slachtoffers waren gemaakt aan de kant van de rebellen en het Saudische leger. De overgebleven dissidenten die zijn gevangen genomen zijn later onthoofd. Shaikh Al-Albanee (rahimahullaah) vermeld deze Juhaymaan in zijn boek as-Saheehah (5/872) zeggende: ''..en zoals de volgelingen van de Saudier Juhaymaan, die fitnah veroorzaakte in de Grote Moskee aan het begin van 1400's(Hijree). Hij beweerde dat de verwachte Mahdee met hem was en wilde dat de aanwezigen in de Moskee de bay'ah(eed van gehoorzaamheid) bij hem aflegden. Sommige van de zwakzinnige, achteloze en slechte mensen volgden hem. Toen maakte Allaah een einde aan deze fitnah nadat zij veel van het Moslim bloed hadden vergoten.
[3] Voetnoot vertaler: Het moet genoemd worden dat deze uitspraak komt van de 2e editie van zijn autobiografie, die geprint was in 1999. Sinds toen is het aantal studenten blijven toenemen, totdat in deze tijd, de school van de Shaikh (in Dammaaj, Yemen), waar nu onderwezen wordt door de vertegenwoordiger ervan Shaikh Yahyaa Al-Hajooree, ongeveer 1000 studenten heeft en zo'n 500 gezinnen, en alle lof is aan Allaah.
[4] Voetnoot vertaler: Deze citaten zijn van het boek Nubdhah Mukhtasarah van de dochter van Shaikh Muqbil’s Umm ‘Abdillaah (blz. 46}

0 reacties:

Een reactie posten

Live duroos